De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
De camera zoomt automatisch naar de dichtstbijzijnde positie waarop deze kan scherpstellen.
Als de zoom in een stand staat waarbij de zoomaanduiding groen wordt, kan de camera scherpstellen op onderwerpen die niet meer dan ongeveer 20 cm van de voorzijde van het beschermglas zijn verwijderd of ongeveer 5 cm in de maximale groothoekstand.