Flitswaardevergrendeling
Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen, waardoor de compositie van foto’s opnieuw kan worden samengesteld zonder het flitsniveau te wijzigen en waardoor wordt gezorgd dat de flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs wanneer het onderwerp niet in het midden van het beeld is geplaatst. Flitssterkte wordt automatisch aangepast voor wijzigingen aan ISO-gevoeligheid en diafragma. Flitswaardevergrendeling is niet beschikbaar in stand b.
Om flitswaardevergrendeling te gebruiken:
-
Wijs Flitswaardevergrendeling aan een camerabediening toe.
Wijs Flitswaardevergrendeling aan een bediening toe met behulp van Persoonlijke instelling f2 (Aangepaste knoptoewijzing).
-
Bevestig een CVS-compatibele flitser.
Bevestig een CVS-compatibele flitser op de accessoireschoen van de camera.
-
Stel de flitser in op de juiste stand.
Schakel de flitser in en selecteer DDL of Automatische externe flitser voor Flitserregeling > Flitserregelingsstand (SB-5000, SB-500, SB-400 of SB-300) of stel de flitserregelingsstand in op DDL, monitorflits vooraf qA of monitorflits vooraf A (andere flitsers; zie de documentatie die is meegeleverd met de flitser voor meer informatie).
-
Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het midden van het beeld en druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
-
Vergrendel het flitsniveau.
Controleer eerst of de flitsgereedaanduiding (c) in de cameraweergave verschijnt, druk op de bediening die is geselecteerd in Stap 1. De flitser geeft vooraf een monitorflits af om het juiste flitsniveau te bepalen. De flitssterkte wordt bij dit niveau vergrendeld en het flitswaardevergrendelingspictogram (r) verschijnt in de cameraweergave.
-
Stel de foto opnieuw samen.
De flitssterkte blijft vergrendeld bij de waarde die is gemeten in Stap 5.
-
Maak de foto.
Druk de ontspanknop volledig in om de foto te maken. Indien gewenst kunnen extra foto’s worden gemaakt zonder de flitswaardevergrendeling te ontspannen.
-
Ontspan de flitswaardevergrendeling.
Druk op de bediening die is geselecteerd in Stap 1 om de flitswaardevergrendeling te ontspannen. Controleer of het flitswaardevergrendelingspictogram (r) niet langer wordt weergegeven.