Belichtingsstand
Om te bepalen hoe de camera sluitertijd en diafragma instelt bij het aanpassen van de belichting, druk op de I-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste optie in het bedieningspaneel verschijnt.
Type objectieven
Vergrendel, bij het gebruik van een CPU-objectief uitgerust met een diafragmaring (0 CPU- en G-, E- en D-type objectieven herkennen), de diafragmaring bij het kleinste diafragma (hoogste f-waarde). Type G- en E-objectieven zijn niet uitgerust met een diafragmaring.
Selecteer belichtingsstand A (diafragmavoorkeuze) of M (handmatig) bij het gebruik van objectieven zonder CPU (0 Objectieven zonder CPU). In andere standen wordt de belichtingsstand A automatisch geselecteerd indien een objectief zonder CPU is bevestigd (0 Compatibele objectieven zonder CPU). De aanduiding van de belichtingsstand (P of S) knippert in het bedieningspaneel en A wordt weergegeven in de zoeker.
Voorbeeld scherptediepte
Houd de Pv-knop ingedrukt om de effecten van diafragma vooraf te bekijken. Het objectief stopt bij de diafragmawaarde geselecteerd door de camera (standen P en S) of bij de waarde gekozen door de gebruiker (standen A en M), zodat scherptediepte vooraf in de zoeker kan worden bekeken.
Persoonlijke instelling e5—Testflits
Deze instelling bepaalt of optionele flitsers die het Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS; 0 Het Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS)) ondersteunen een testflits afgeven wanneer op de Pv-knop wordt gedrukt.
P: Automatisch programma
In deze stand past de camera sluitertijd en diafragma automatisch aan volgens een ingebouwd programma voor een optimale belichting in de meeste situaties.
Flexibel programma
In belichtingsstand P kunnen verschillende combinaties sluitertijd en diafragma worden geselecteerd door aan de hoofdinstelschijf te draaien terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld zijn (“flexibel programma”). Alle combinaties leveren dezelfde belichting op. Terwijl het flexibele programma actief is, verschijnt er een sterretje (“U”) in het bedieningspaneel. Draai, om de standaardinstellingen voor sluitertijd en diafragma te herstellen, aan de instelschijf totdat het sterretje niet meer wordt weergegeven of kies een andere stand of zet de camera uit.
Zie ook
Voor informatie over het activeren van de belichtingsmeters, zie “De stand-by-timer (Zoekerfotografie)” (0 De stand-by-timer (zoekerfotografie)).
S: Sluitertijdvoorkeuze
In de stand sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen, waarna de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting oplevert.
Draai aan de hoofdinstelschijf terwijl de belichtingsmeters aan zijn om een sluitertijd te kiezen. Sluitertijd kan worden ingesteld op “p” of op waarden tussen 30 sec. en 1/8.000 sec. Sluitertijd kan worden vergrendeld bij de geselecteerde instelling (0 Sluitertijd en diafragmavergrendeling).
A: Diafragmavoorkeuze
In diafragmavoorkeuze kiest u het diafragma terwijl de camera automatisch de sluitertijd selecteert die de optimale belichting oplevert.
Draai aan de secundaire instelschijf terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld zijn om het gewenste diafragma te kiezen tussen het minimale en maximale diafragma van het objectief. Diafragma kan bij de geselecteerde instelling worden vergrendeld (0 Sluitertijd en diafragmavergrendeling).
Objectieven zonder CPU (0 Compatibele objectieven zonder CPU)
Gebruik de diafragmaring om het diafragma aan te passen. Indien het maximale diafragma van het objectief is gespecificeerd met behulp van het item Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 Objectieven zonder CPU) zodra er een objectief zonder CPU is bevestigd, wordt de huidige f-waarde in de zoeker en het bedieningspaneel weergegeven, afgerond op het dichtstbijzijnde puntteken. Anders geeft het diafragma alleen het aantal stops weer (F, met het maximale diafragma weergegeven als FA) en moet de f-waarde van de diafragmaring van het objectief worden afgelezen.
M: Handmatig
In handmatige belichtingsstand regelt u zowel sluitertijd als diafragma. Draai aan de hoofdinstelschijf en kies een sluitertijd terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld zijn en draai aan de secundaire instelschijf om het diafragma in te stellen. Sluitertijd kan worden ingesteld op “p” of op waarden tussen 30 sec. en 1/8.000 sec. of de sluiter kan voor onbepaalde tijd voor een lange tijdopname open worden gehouden (A of %, 0 Lange tijdopnamen (alleen M-stand)). Diafragma kan worden ingesteld op waarden tussen de minimale en maximale waarden voor het objectief. Gebruik de belichtingsaanduidingen om de belichting te controleren.
Diafragma
Sluitertijd
Sluitertijd en diafragma kunnen bij de geselecteerde instelling worden vergrendeld (0 Sluitertijd en diafragmavergrendeling).
AF Micro NIKKOR-objectieven
Onder voorwaarde dat een externe belichtingsmeter wordt gebruikt, hoeft u alleen rekening te houden met de belichtingsverhouding wanneer de diafragmaring wordt gebruikt voor het instellen van het diafragma.
Belichtingsaanduidingen
De belichtingsaanduidingen in de zoeker en het bedieningspaneel geven aan of de foto wordt onder- of overbelicht bij de huidige instellingen. Afhankelijk van de optie gekozen voor Persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 Stapgrootte inst. belichting), wordt de hoeveelheid onder- of overbelichting in stappen van 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW aangeduid. De weergaven knipperen als de limieten van het belichtingsmeetsysteem worden overschreden.
Persoonlijke instelling b2 ingesteld op 1/3 stap | |||
---|---|---|---|
Optimale belichting | Onderbelicht met 1/3 LW | Overbelicht met meer dan 3 LW | |
Bedieningspaneel | |||
Zoeker |
Zie ook
Voor informatie over het omkeren van de belichtingsindicators, zodat negatieve waarden rechts en positieve waarden links worden weergegeven, zie A > Persoonlijke instelling f7 (Aanduidingen omkeren, 0 Aanduidingen omkeren).