Persoonlijke instellingen worden opgeslagen in één van de vier geheugenbanken. Wijzigingen aan de instellingen in één geheugenbank zijn niet van invloed op de andere geheugenbanken. Om een combinatie van veelgebruikte instellingen op te slaan, selecteer één van de vier banken en stel de camera in op deze instellingen. De nieuwe instellingen worden opgeslagen in de geheugenbank, zelfs wanneer de camera uit is, en worden opnieuw opgeslagen zodra de geheugenbank de eerstvolgende keer wordt geselecteerd. In de andere geheugenbanken kunnen andere combinaties van instellingen worden opgeslagen, zodat de gebruiker direct van de ene naar de andere combinatie kan omschakelen door de juiste geheugenbank uit het menu met geheugenbanken te selecteren.
De standaardnamen voor de vier Persoonlijke instellingen-geheugenbanken zijn A, B, C en D. Er kan een titelbeschrijving van maximaal 20 tekens lang worden toegevoegd zoals beschreven in “Tekstinvoer” (0 Tekstinvoer) door de geheugenbank van het menu te markeren en op 2 te drukken.
Standaardinstellingen herstellen
Markeer, om standaardinstellingen te herstellen, een bank in het menu Geheugenbank pers. inst. en druk op O (Q). Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; markeer Ja en druk op J om de standaardinstellingen voor de geselecteerde geheugenbank te herstellen (0 Standaardinstellingen menu Persoonlijke instellingen).
Zie ook
Zie, voor standaard menu-instellingen, “Standaardinstellingen menu Persoonlijke instellingen” (0 Standaardinstellingen menu Persoonlijke instellingen). Als de instellingen in de huidige bank vanuit standaardwaarden zijn gewijzigd, dan wordt een sterretje weergegeven naast de gewijzigde instellingen op het tweede niveau van het menu Persoonlijke instellingen.